| German |
| has gloss | deu: Naivität bzw. Blauäugigkeit (zugehöriges Adjektiv naiv, von Französisch „naïf“, kindlich, ursprünglich, einfältig, harmlos, töricht) kann als eine verkürzte, in den allgemeinen Sprachgebrauch übergangene Form von „nativ(e)“ (gebürtig, ursprünglich) angesehen werden. Im Allgemeinen werden Menschen als naiv bezeichnet, denen die notwendige Einsicht in ihre Handlungen fehlt, und die über einen begrenzten geistigen Horizont verfügen. Oft gilt „naiv“ als Synonym für leichtgläubig, leicht verführbar oder unwissend. |
| lexicalization | deu: Naivität |
| Japanese |
| has gloss | jpn: ナイーブ は日本では、「純真」「素直」「素朴」「無邪気」「飾り気がない」等を意味するフランス語形容詞として使われている。ただし女性形であり、男性形はナイフ 。ラテン語で同様の意味を持つ(ただし他にもっと広い意味も持つ) が語源で、同じ語源の言葉には英語のネイティヴ がある。ドイツ語とスウェーデン語ではnaivと書き、オランダ語ではnaïefと書き、いずれも「幼稚」「無経験」等を意味する。 |
| lexicalization | jpn: ナイーブ |
| Dutch |
| has gloss | nld: Naïviteit (bijbehorend adjectief naïef, van het Franse naïf, dat kinderlijk, natuurlijk, eenvoudig, ongevaarlijk betekent) is een geesteshouding die gekenmerkt wordt door onbevangenheid, eenvoud, ongekunsteldheid en openhartigheid. Het begrip wordt gebruikt om zowel de onbevangen waarnemingen aan te duiden als de gedragingen van een persoon die zich weinig bewust is van zijn eigen handelingen en het effect van zijn mededelingen, die argeloos en daardoor gemakkelijk te verleiden is. De betekenis kan liggen tussen twee polen, met aan de positieve zijde een onbevangen en niet door kennis gecorrumpeerde zuiverheid ("Deze waarneming is van een ontroerende naïviteit"), en aan de negatieve zijde onnozelheid, gebrek aan wereldwijsheid en verwijtbare onwetendheid ("Hij struikelde als gevolg van zijn politieke naïviteit"). |
| lexicalization | nld: naïviteit |